Geschiedenis van de OESO
In 1960 ging de toenmalig Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES), op in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Als opvolger van de OEES, belichaamt de OESO de visie van George Marshall, die in zijn toespraak van juni 1947 een pleidooi hield voor economische samenwerking en ontwikkeling als middelen bij uitstek om blijvende vrede, veiligheid en welzijn te kunnen verwerven.
De OESO is een intergouvernementele organisatie
Alle 38 lidstaten zijn landen met een markteconomie, die worden geregeerd op basis van democratischebeginselen en respect voor de mensenrechten (homogeniteit van het OESO-lidmaatschap).
De desbetreffende Conventie uit 1960 beschrijft als de doelstellingen van de OESO het bevorderen van beleid dat beoogt:
- de hoogst mogelijke duurzame groei, werkgelegenheid en stijgende levensstandaard in de lidstaten te bereiken;
- bij te dragen aan goede economische ontwikkeling in zowel lidstaten als niet-lidstaten, en
- bij te dragen aan de expansie van de wereldhandel- en van investeringen op een multilaterale, niet discriminatoire basis.
Als één van de middelen om deze doelstellingen te bereiken wordt genoemd de overdracht van kapitaalmiddelen aan ontwikkelingslanden die in het belang van hun economie zijn aangewezen op technische assistentie en expanderende exportmarkten.
Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken heeft de OESO in de loop der jaren haar activiteiten uitgebreid tot vrijwel alle beleidsvelden op economisch, sociaal en institutioneel terrein. Op verzoek van en gefinancierd door de lidstaten werkt de organisatie binnen deze beleidsvelden op een indrukwekkend groot aantal sectoren en thema’s.
De instrumenten waarover de organisatie beschikt om economische samenwerking vorm te kunnen geven, zijn vertrouwelijk overleg en “peer pressure” tussen de lidstaten die daartoe op hoog ambtelijk of politiek niveau bijeenkomen in tal van comités die thema’s of sectoren van het overheidsbeleid van de lidstaten vertegenwoordigen. De comités zij ondergeschikt aan de Raad, die is belast met de besluitvorming binnen de organisatie en is samengesteld uit overheidsvertegenwoordigers van alle lidstaten. Via de Raad spreken de regeringen als geheel. Zij worden vertegenwoordigd door ministers (doorgaans eenmaal per jaar) of door de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten in Parijs. De Raad van permanente vertegenwoordigers vergadert regelmatig onder voorzitterschap van de Secretaris-Generaal, sinds 1 juni 2021 de Australiër Mathias Cormann. Deze is bekleed met de uitvoerende macht, wordt benoemd door de Raad en is daaraan verantwoording verschuldigd.
Beslissingen van de Raad worden genomen bij unanimiteit. Besluiten of resoluties hebben een bindend karakter ten opzichte van de lidstaten.
De OESO staat in beginsel open voor nieuwe leden, die aan de genoemde kenmerken van homogeniteit voldoen. Verder dienen zij bereid en in staat te zijn het geheel van verworvenheden, verplichtingen en afspraken na te komen inzake regelgeving en verdragen, waarover in de OESO overeenstemming is bereikt, in het bijzonder op terreinen van macro-economie, financiën, handel, investeringen en milieu. Met de veranderingen in de internationale betrekkingen en de wereldwijde consensus over de noodzaak van open markteconomieën is de belangstelling om lid te worden van de OESO de laatste jaren aanzienlijk toegenomen.
Terugblik
Sinds haar oprichting is de OESO zeer succesvol geweest in het verwerven en ingang doen vinden van nieuwe inzichten op tal van onderwerpen met een economische dimensie binnen het publieke domein. De organisatie werd lange tijd binnen de multilaterale, Atlantische architectuur die na de Tweede Wereldoorlog vorm kreeg, beschouwd als de economische evenknie van de NAVO.
Naast de traditionele activiteiten op terreinen van economie en openbare financiën slaagde de OESO er goed in haar werkzaamheden aan te passen aan nieuwe vraagstukken op terrein van bijvoorbeeld economie en milieu, macro-economie en structuurbeleid, toegang van landbouwproducten tot markten in lidstaten, goed publiek bestuur en ontwikkeling, e.d.
De agenda van voor lidstaten prioritaire beleidsmatige vraagstukken wijzigt zich voortdurend. Dientengevolge zijn ook onderwerpen waarmee de OESO zich bezighoudt de laatste jaren veranderd of zijn nieuwe onderwerpen daaraan toegevoegd.
Deels gaat het om binnenlandse problemen van de lidstaten, die vroeger in de OESO buiten beeld bleven, zoals analyse van het werkloosheidsvraagstuk, vragen van management en bestuur binnen de publieke overheid, beleidsvragen in de sector onderwijs en onderzoek, interne milieuvraagstukken, de gezondheidszorg en het vergrijzing in relatie tot de werkgelegenheid, de pensioenvoorzieningen en migratie.
Deels vloeien de veranderingen van de OESO-agenda rechtstreeks voort uit de wijzigingen in de internationale betrekkingen, zoals de globalisering van de economie en geldstromen, en het wereldwijd aanvaarden van de noodzaak van een markteconomie. Globalisering, handel en investeringen, marktwerking, deregulering en regulering met het oog op effectiviteit en kwaliteit van regelgeving, evenals privatisering, en ontwikkelingssamenwerking, vormen thans, naast de hierboven genoemde binnenlandse vraagstukken, de belangrijkste aandachtsvelden.Château de la Muette, hoofdzetel van de OESO in Parijs
De kracht van de organisatie ligt behalve in de onafhankelijkheid en deskundigheid van het uitvoerende secretariaat als denktank en bron van statistische informatie, in de aantrekkelijkheid van de overlegfora. De bijeenkomsten op ministerieel of hoog ambtelijk niveau van zowel de Raad als de comités hebben meestal een juridisch onverbindend en tegelijkertijd voor gemeenschappelijke beleidsontwikkeling richtinggevend karakter. Zonder onderhandelingen op het scherp van de snede en zonder geheime agenda’s vinden gedachtenwisselingen plaats, op basis waarvan nationaal beleid wordt geformuleerd. Dit soort politiek overleg onderstreept de waarde van de OESO voor midden- en langere termijn beleid en vormt daarmee een hoeksteen voor de lidstaten en de organisatie zelf.
Daarnaast fungeert de organisatie soms als forum voor onderhandelingen om te komen tot internationale afspraken of richtlijnen en bindende verdragen met geschillenbeslechting, zoals in het geval van de strafbaarstelling van corruptie bij internationale zakelijke transacties.
Tenslotte kan de functie van wegbreider of pre-onderhandelingsforum van de OESO worden genoemd. Dit wil zeggen dat de organisatie belangrijk voorbereidend werk doet met betrekking tot nieuwe economische onderwerpen, die in beginsel op het werkterrein liggen van andere bestaande multilaterale fora maar zich nog niet goed lenen voor behandeling in een zeer grote groep van landen en daarom beter eerst in een kleinere en homogene groep aan de orde kunnen worden gesteld. Voorbeelden van dergelijke onderwerpen zijn te vinden op het terrein van de handelspolitiek, internationale investeringen, duurzame ontwikkeling, enz.
Een belangrijk comparatief voordeel van de OESO is het multidisciplinaire karakter van de organisatie. De problematiek, waarvoor regeringen zich gesteld zien, kan binnen het uitvoerende secretariaat en de verschillende comités vanuit de verschillende relevante gezichtspunten worden geanalyseerd en behandeld. Aldus bestaat de mogelijkheid om rekeninghoudend met verschillende deelbelangen en partiële doelstellingen te komen tot een grotere mate van coherentie tussen uiteenlopende sectoren van het overheidsbeleid van de lidstaten. Een van de eerste beleidsvraagstukken die de OESO op deze wijze heeft benaderd, was de koppeling tussen economie en milieu: de economische benadering van het milieubeleid en de noodzaak om de milieukosten in rekening te brengen bij de economische groei. Andere coherentievraagstukken die geleidelijk aan een plaats op de agenda van de OESO hebben gevonden, zijn handel en milieu, ontwikkeling en milieu, handel en ontwikkeling, handel en mededinging, migratie, arbeidsmarkt en regionale integratie.